Proloog
De sneeuw geeft het aanzicht op de gebouwen op het terrein iets pittoresk. Toch is alles wat zich in
mijn hoofd afspeelt allesbehalve pittoresk. Wat er in die gebouwen gebeurt waarschijnlijk
ook niet. Veel heb ik niet bij me. Alles
wat mijn leven vertegenwoordigt zit in een enkele boodschappentas. Er staan
zoveel gebouwen op het terrein dat ik niet weet waar ik moet zijn. Het enige
wat we hebben door gekregen is dat we ons moeten melden bij “gesloten 1”. Het is koud en mijn laarzen
kunnen niet tegen sneeuw (ook dat nog…) en in een halfslachtige poging om mijn zenuwen te
bedwingen neem ik nog een diepe haal van mijn sigaret om hem vervolgens uit te
trappen in de sneeuw.
We stappen één van de gebouwen binnen. In eerste instantie zie ik niemand, maar na
een kleine inspectie vindt mijn man toch iemand. Bij de vraag waar we “gesloten
1” kunnen vinden, voel ik de blik van de man op mij rusten. Ik hoor hem bijna
denken. Wat heb jij gedaan om tijdelijk opgesloten te moeten worden? “Gebouw 4”, is echter het enige wat hij zegt.
Gebouw 4 is zo gevonden.
Onbewust klem ik de boodschappentas met daarin mijn kussen dat overal
mee naartoe gaat, dicht tegen mij aan. We staan binnen in een hal, en op de
bordjes staat de richting aangegeven. “Gesloten 1” bevindt zich ergens op de
begane grond, en dan zie ik inderdaad de gesloten deur, een bordje met daarop
“gesloten 1” en een deurbel. Mijn man belt aan, even later hoor ik het gerinkel
van een sleutelbos en de deur wordt opengedaan.
Een ogenblik later zitten we in een kleine kamer. De ruimte
heeft iets kils. De wanden zijn leeg, de vitrage heeft zijn beste tijd gehad en
de muren kunnen ook wel een likje verf gebruiken. Het enige wat er in de ruimte
staat, is een tafel met vier stoelen. Op de tafel staat een telefoon. Het wachten duurt lang. Seconden tikken
tergend langzaam voorbij. Hoewel het doodstil is, is het in mijn hoofd
allesbehalve stil. De stemmen in mij
voeren het hoogste woord. Ik weet niet wat er mij te wachten staat en dan
worden de stemmen alleen maar heviger. We wachten op de arts assistent
psychiatrie en een verpleegkundige. Arts assistenten, waarvan ik er de laatste
tijd zoveel heb gezien, om over verpleegkundigen nog maar niet te spreken…
Na een minuut of tien, die in mijn hoofd eerder een uur
leken, komen er twee mensen binnen. Dan
breekt de hel in mijn hoofd pas echt los. Hoe meer vragen er worden gesteld,
hoe heftiger de stemmen in mij tekeer gaan. Ik mag niets zeggen. Hoe meer
vragen er gesteld worden, hoe meer ik mij in mijzelf terugtrek. Dan wordt er
gezegd dat ik minimaal twee weken hier moet blijven. Ik slik een keer onhoorbaar. Twee weken… Ik hou het hier nog geen twee
uur uit.
Ik krijg een rondleiding over de afdeling. Veel valt er niet
te zien. Een huiskamer, een gang die rondloopt zodat mijn onrustige
medecliënten tot in het oneindige rondjes kunnen lopen en deuren, veel deuren…
Deuren, met daarachter slaapkamers en separeerruimtes. Ik krijg een
tweepersoonskamer toegewezen. Mijn kamergenote is nergens te bekennen.
Dan is het tijd om afscheid te nemen. Ik loop met mijn man
mee naar de deur, geef hem een stevige omhelzing en kijk hem na totdat de deur
achter hem dicht en op slot gaat. Ik ben alleen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten